Een herinnering van Anne Veenstra van zijn vader. Gelukkig bewaard gebleven en toevertrouwd aan papier door Anne Veenstra
Hoewel ik de oorlog niet bewust heb meegemaakt – ik ben van 1944 – staat een
verhaal, dat mijn vader over die tijd vertelde, mij nog altijd bij.
Mijn vader werkte in de oorlog als gevangenbewaarder in Veenhuizen. Hij woonde in Oosterwolde en moest dus elke dag heen en terug fietsen. Ook in “het Gesticht”, zoals ze het noemden, zaten sommige mensen in het verzet; later bekend als leden van de Knokploeg Norg.
Op een avond moesten gedropte wapens worden verdeeld, onder de diverse adressen in de omgeving. Mijn vader werd aangewezen om een pistool, van Veenhuizen, naar een lid van de Binnenlandse Strijdkrachten in Oosterwolde te brengen. Immers, hij fietste toch al elke dag op en neer. En zeker, als hij late dienst had gehad, kwam je diep in de nacht weinig mensen tegen tussen Veenhuizen en Oosterwolde.
Een avond, bij slecht weer, was het zover. Het pistool werd in een doek gewikkeld en onderin de fietstas gedaan, onder het plankje dat de fietstas in de vorm houdt. Bij eventuele fouillering zou dat – hopelijk – niet opvallen.
Tegen middernacht vertrok mijn vader naar Oosterwolde. Slecht weer met regen en harde wind. Langs de vaart, ter hoogte van het zgn. “Officiershotel”, was het bikkelen tegen de wind in. Het schuim stond op de golven in de vaart. Net voorbij het “Officiershotel” kreeg hij de schrik van zijn leven. Toen de maan even tussen de jagende wolken door scheen, zag hij twee mensen staan bij de Friese Schut; de sluis waarachter de weg linksaf slaat richting de Weper. “Duitsers!”, ging het door hem heen; die zouden hem zeker staande houden en hoogstwaarschijnlijk hadden ze hem al gezien!
Omkeren was geen optie, dan schoten ze…. Afstappen en het pistool weg gooien ook niet. Bij gewoon doorrijden en gefouilleerd worden, zouden ze hoogstwaarschijnlijk het pistool in de fietstas beslist vinden. Plotseling kreeg hij een ingeving: hij reed een eindje slingerend over de weg en ….. pardoes de vaart in!
Onder water leegde hij de fietstas. Daarna sjorde hij de fiets weer de wal op. En ja hoor! Daar waren ze al. “Na…. was machen Sie nun?”
Mijn vader hield zich bang en onnozel en zei, dat hij zo geschrokken was, dat hij van schrik de macht over het stuur verloor en zo in de vaart belandde. Na uitvoerige controle van de papieren en intern beraad lieten de beide soldaten hem gaan.
Toch zou dit verhaal nog een staartje krijgen:
Een paar maanden later werd mijn vader, bij “Huize de Balhof”, staande gehouden en verhoord over zijn werk en moest informatie geven over een paar collega’s. Hij hield zich van de domme en dat werd niet op prijs gesteld. Om hem wat loslippiger te maken moest hij in zijn blootje in de vrieskou staan.

Gelukkig had een boer van ‘t Oost gezien dat ze mijn vader oppakten en
waarschuwde Veenstra senior, de gemeenteschilder. Die had, in de slechte tijd, in Duitsland gewerkt en wist hoe je zoiets aan moest pakken.
Op klassiek Duitse wijze, heeft hij de dienstdoende commandant toegeblaft, dat zijn zoon onmiddellijk moest worden vrijgelaten. “Verstehen Sie! SOFORT!”
Dat hielp, maar mijn vader was later altijd blij, als hij de “Wachtcommandatuur” in de Balhof voorbij was. Vooral ’s avonds.
En bij strenge vorst.
Anne Veenstra